Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch [1]in het [2]zevende jaar versterkte zich Jojada, en nam de oversten der honderden, Azarja, den zoon van Jeroham, en Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja, en Elisafat, den zoon van Zichri, met zich in een verbond; 1. Zie deze historie ook met enige verklaring 2 Kon.11:4, enz. alwaar zij eerst beschreven is. 2. Te weten, nadat Joas, de zoon des konings, van Josabath zijn moei was verstoken geweest, opdat hij van zijn grootmoeder Athalia niet vermoord zou worden. Want hij was zes jaren verborgen in den tempel, boven, hfdst.22 vs.12, het jaar daarna is dit geschied, in hetwelk Joas ook zeven jaren oud was; onder, hfdst.24 vs.1.